Seerp Brouwer 1793-1856
![]() | Seerp Brouwer (Franeker 8 February 1793 - Leeuwarden 30 July 1856) was a professor at the University of Groningen between 1823 and 1835. |
Seerp Brouwer was de zoon van de doopsgezinde predikant Jan Brouwer (Franeker 20 april 1760 - Leeuwarden 11 April 1838) en Janna Geertrui Ysbrandi (Ijsbrandi) (Franeker 28 augustus 1764 - Leeuwarden 16 Mei 1834). Vader Brouwer was lid van allerlei geleerde genootschappen en zou curator van het gymnasium worden; tevens was hij gelegenheidsdichter. Naast Seerp waren er ook nog de volgende kinderen:
- Gepke Brouwer (1791-1863), gehuwd met Jelle Sybrands Hingst (1786-1865), commissionair;
- Saske Brouwer (1795-1823), gehuwd met Tjalling Fontein (1789-1816) en na diens overlijden met Willem van der Vlugt (1787-1849);
- Bernard Brouwer (1798-1840), advocaat bij het Hof van Friesland, gehuwd met Agatha de Clercq (1806-1887);
- Wopke Wopkens Brouwer (1801-1827), advocaat, gepromoveerd in Utrecht in 1823.
Seerp Brouwer bezocht als kind de Latijnse school te Leeuwarden waar Valentinus Slothouwer rector was. Seerp bleek een uitblinker te zijn en oreerde op 9 Augustus 1810 in de Waalse kerk van Leeuwarden over de Male et Bono, quod habet tot Linguarum in terra diversitas.
Universiteit. Seerp gaat godgeleerdheid studeren aan de Hogeschool van Franeker, maar al doende gaf hij de voorkeur aan geneeskunde, waardoor hij een grote belangstelling voor wis- en natuurkunde ontwikkelde. Na de opheffing onder het Franse bewind van de Franeker hogeschool in 1811 ging hij naar Leiden om aan de Hogeschool aldaar zijn studie geneeskunde voort te zetten. Seerp's tijd in Leiden werd tweemaal onderbroken door militaire activiteiten. In 1813 was Seerp, nog onder Napoleon, onvrijwillig ingelijfd als lid van de Garde d'Honneur. Deze Garde was samengesteld uit zonen van goeden huize tussen 19 - 30 jaar, die zich op eigen kosten moesten "kleden, equiperen en monteren". Vader Jan Brouwer dichtte op 20 Juli 1813 over zijn zoon in het Garde kostuum:
Dit beeld vertoont mijn zoon, door keizerlijk geweld
Ontrukt aan 't pad van eer, en tegen wet en rede
Uit zijner oud'ren huis geperst naar 't oorlogsveld.
Hergeef hem ons, o God, en schenk Europa vrede.
Seerp verbleef als Garde d'Honneur enige maanden in Duitsland. Na Napoleon's zware nederlaag bij de volkerenslag in Leipzig, keerde deze met zijn leger via Hanau terug naar Frankrijk. Seerp was getuige van de terugtocht uit Hanau. Uiteindelijk ontsnapte Seerp met een aantal Friese leeftijdgenoten uit Mainz, waar nog een Frans garnizoen stand had gehouden. Op 16 December 1813 was hij weer thuis bij zijn ouders in Leeuwarden. Als onbedoeld effect had de gedwongen krijgsdienst hem tot een warm vaderlander gevormd. Dus in 1815 meldde hij zich aan als vrijwilliger ter verdediging van het vaderland toen dezelfde Napoleon terugkeerde van Elba. Bij het corps vrijwillige jagers van de Leidse studentenweerbaarheid was hij sergeant-majoor. Later waren er herinneringsfeesten van het corps in 1840 en 1855, waarvan Seerp een van de organisatoren was.


HERINNERINGSFEESTEN 1840 en 1850
Op 29 April 1816 promoveerde Brouwer in de geneeskunde met een proefschrift Specimen medicum inaugurale continens varii argumenti quaestiones en op 4 Mei 1816 behaalde hij bovendien de titel van doctor in de vroedkunde. Daarna studeerde hij, samen met zijn studievrienden Boxman en van Rappard, enige tijd in Göttingen. Hij beloofde daar in handen van de prorector "zedigheid in kleding en levenswijze, afkeer van geheime genootschappen en tweegevechten, en schuldeloos vertrek na zijn studie". Het waren andere tijden! In aansluiting op Göttingen verbleef hij nog in naam der wetenschappen in Heidelberg en Tübingen. Na een reis door Zwitserland keerde hij terug naar Leiden. Op 15 October 1817, promoveerde hij ook in de wiskunde en wijsbegeerte (phil. dr.) op een proefschrift getiteld De circulorum tangentium centrorum situ in curvis met de wiskundige Cornelis Ekama (1773 - 1826) als promotor. Nog voor zijn promotie ontving hij een gouden erepenning voor de oplossing van een sterrekundig vraagstuk: Quibus formulis construuntur Horologia Solaria supra plana Tetraëdri, Hexaëdri vel Cubi, et Dodecaëdri? sive qua formula construitur Solarium supra planum quodlibet datum?.
Geneesheer en huwelijk. Na zijn studietijd keerde Seerp in 1817 terug naar Leeuwarden om aldaar het beroep van geneesheer te gaan uitoefenen. Op 26 Mei 1819 trouwde hij te Leeuwarden met Sjuwke Cats (Leeuwarden 21 Januari 1797 - Leeuwarden 4 Juni 1875), een dochter van Mr. Epeus Cats (7 Juli 1764 - Den Haag 15 September 1812) en Anna Reinoudina Manger (22 Februari 1767 - Leeuwarden 16 Mei 1827). Sjuwke was de zus van
- Elizabeth Cats (Leeuwarden 19 Januari 1791 - Leeuwarden 19 November 1838);
- Jentje Cats (Leeuwarden 27 Maart 1793 - Leeuwarden 2 Augustus 1853), lid van de tweede kamer;
- Samuel Hendrik Cats (Leeuwarden 13 Maart 1795 - Leeuwarden 19 Januari 1834), gemeenteontvanger;
- Anna Cats (Leeuwarden 11 April 1801 - Rotterdam 1 April 1869).
De zoon Samuel en zijn nakomelingen hebben in 1829 de familienaam Manger Cats aangenomen. Vader Jan Brouwer dichtte op 26 Mei 1819 ter gelegenheid van het huwelijk van Seerp en Sjuwke. Voor de gemoedsrust van de lezer wordt volstaan met het vermelden van slechts de eerste strofe:
't Lust mij thans te spelemeiën
met de reiën.
't Lust Uw' Vader, blij van geest,
Op 't vrolijk Feest,
Met een' blijden toon te zingen;
Echtelingen:
Huwelijks zegen, Huwelijks vreugd,
Verblijde uw Jeugd.
Het huwelijk werd gezegend met enkele kinderen die echter zeer snel overleden. Hij was in 1820 een van de oprichters van het Geneeskundig Genootschap te Leeuwarden onder de zinspreuk "Medicorum et Chrurgorum vinculum". In 1821 werd Brouwer lid van de "Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt van Friesland". Het had er alle schijn van dat Seerp zich tot een locale notabele zou ontwikkelen, als hij dat al niet was. Maar toen Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp op hun tocht door Nederland in 1823 ook Leeuwarden bezochten maakte Jacob gewag van het ontmoeten van zowel Seerp: "De Heer Seerp Brouwer, Med Dr, thands beroepen hoogleeraar te Groningen, en een academiekennis van Van Hogendorp kwam hier een bezoek afleggen," als van de broer Wopke, mr. Brouwer: "Te twee ure verliet ik haar mijns ondanks en trok naar Coulon, bij wien ik Van Hogendorp reeds vond, benevens den advokaat Wopke Brouwer, een zijner academiekennissen en Mejuffrouw Coulon. De receptie was buitengemeen hartelijk: wij dronken en aten goed en waren zeer vrolijk over tafel."
Hoogleraar. En inderdaad, in 1823, verliet Brouwer de post van geneesheer in Leeuwarden om hoogleraar wis- en natuurkunde te worden aan de Hogeschool te Groningen (1823-1835) als opvolger van de onlangs overleden Jacob Baart de la Faille (1757-1823). Zijn onderwijsopdracht betrof "arithmetica, geometrie, vlakke driehoeksmeting, stereometrie, bolvormige driehoeksmeting, algebra, mathematica, hydrodynamica astronomia en fysica". Op 8 October 1823 hield hij zijn inaugurele rede: Oratio de matheseos utilitate universa praecipua ad patriae nostrae commoda. Hij was rector magnificus van de Hogeschool te Groningen, van oktober 1827 tot oktober 1828; bij de rectoraatsoverdracht op 9 October 1828 hield hij een rede getiteld Oratio de iis, quae anno proxime elapso academiae nostrae acciderunt. Jan Houwink schreef onder zijn leiding het proefschrift De theoria elementi apparatus voltaici waarop hij in 1835 promoveerde. Brouwer heeft als hoogleraar een groot aandeel gehad in het opbouwen van de collectie van natuurkundige instrumenten en hij heeft enige boeken geschreven ten behoeve van het onderwijs. Official moesten de colleges in het Latijn gegeven worden, maar Brouwer beperkte zich ertoe alleen de openingszin in het Latijn te zeggen en de rest in het "Hollands". De curatoren gedoogden dit.
Maar of hij veel voldoening van zijn werk in Groningen heeft gehad? Bij zijn aantreden snoepten Van Swinderen en Uijlkens wat colleges met bijbehorende inkomsten van hem af. Brouwer hield alleen wis-en sterrenkunde over en stelde zich daarom maar mee tevreden de studenten met behulp van zijn uitstekende kijker die hij op de bovenverdieping van zijn huis had staan, in te wijden in de pracht van de sterrenhemel. Hij stelde daarbij hoge eisen aan zichzelf en aan zijn studenten. Er was sprake van drifbuien tijdens colleges en lichamelijk viel het geven van onderwijs niet mee. Uiteindelijk meldde hij dat hij de post van hoogleraar niet meer met de benodigde belangstelling en ijver kon uitoefenen. Per 1 Januari 1835 nam hij ontslag als hoogleraar zonder aanspraak te maken op pensioen. In 1831 had hij al de helft van zijn tractement "op het altaar des vaderlands gestort". Hij werd opgevolgd door Jan Willem Ermerins (1798-1869), die ook een student van Cornelis Ekama was geweest.
De Groninger ziekte. In 1825 vonden in Groningen grote overstromingen plaats, waardoor het oppervlakte water ernstig vervuild raakte. In 1826 brak de "Groninger ziekte" uit, die aan 10 % van de locale bevolking het leven zou kosten. Aangezien vele geneesheren door overlijden of ziekte niet meer konden werken heeft Brouwer toen tijdelijk zijn oude rol als arts weer opgepakt. Lange tijd is gedacht dat deze ziekte een vorm van malaria was, maar in het Historisch Jaarboek Groningen 2018 legt Ulco Kooystra op overtuigende wijze uit dat het geen malaria was. Het was hoogstwaarschijnlijk een bacteriële infectie. De welbekende Sybrandus Stratingh Ezn bestreed de ziekte succesvol met een soort chloorkalk, hetgeen wijst op dysenterie en/of (para)tyfus. Bij droge omstandigheden werd de concentratie drekwater erg hoog, waarbij kwam dat de zgn. drekstoep bovenstrooms gesitueerd was aan het Winschoterdiep. Ook het Boterdiep was ernstig vervuild. De hygiëne was niet zoals nu. Malaria is een virusinfectie, met verschijnselen die afwijken van de in 1826 geobserveerde.
Terug in Leeuwarden bracht Seerp Brouwer zijn tijd door als huiskamergeleerde. Hij nam actief deel aan bijeenkomsten van het natuurkundig genootschap in Leeuwarden en gaf een aantal voordrachten over natuurkundige onderwerpen. Verder speelde hij een belangrijke rol in de vrijmetselarij. Hij leek een gezeten burger. Al in 1833 had hij als zomerverblijf Brouwershave gekocht, een van de buitenverblijven die in het begin van de negentiende eeuw zijn gebouwd op een stuk land dat oorspronkelijk tot het landgoed van Frederik Hendrik behoorde. Het staat nu bekend onder de naam "Semper Virens". Nicht Sjuwke Cats woonde op het nabijgelegen Oranjestein; ze was de dochter van Pieter Cats (1763-1832), broer van Epeus Cats, lid van gedeputeerde staten, raadslid in Leeuwarden, dijkgraaf, en bezitter van het landgoed Oranjewoud. Vanaf 1838 hebben Seerp Brouwer en zijn vrouw gewoond aan de Grote Kerkstraat 20. Zij kochten dit pand en een aangrenzend pand in de Bollemanssteeg van de rustend apotheker Dodoneus Pierius van Kolde Reneman (1769-1843). Grote Kerkstraat 20 wordt wel beschreven als een prachtig pand met een ingetogen allure en de uitstraling van de gegoede stand van degenen die door de eeuwen heen eigenaars/bewoners van het huis geweest zijn.
Tweede kamer. Tussen 24 oktober 1842 en 28 juni 1845 was Brouwer lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hij was tot zijn verrassing door de Friese Staten afgevaardigd. Het waren woelige tijden met een torenhoge staatsschuld waardoor het land bijna failliet ging (zo'n beetje zoals Griekenland nu), terwijl de staatsinrichting door menigeen als vermolmd werd beschouwd (echter niet door Willem II). Brouwer nam een liberale positie in tijdens zijn zittingsperiode. Hij speelde een belangrijke rol in het ten val brengen van minister Jan Jacob Rochussen van Financiën die de financien niet op orde kreeg. In 1843 wordt Floris Adriaan van Hall minister van Financiën en hem lukt het wel om in 1844 de staatsschuld te saneren. Hij verplicht de rijken om de staat geld te lenen. Als ze daarmee niet zouden instemmen, dan zou er een inkomstenbelasting ingevoerd worden. Een voorstel dat niet geheel zonder risico was. In een gesprek daarover zei Willem II "Dit kan mij mijn troon kosten", waarop van Hall repliceerde "Ja, en mij mijn hoofd". Uiteindelijk koos men dan toch liever de 'vrijwillige lening'. Dit alles werd door Brouwer actief ondersteund. In 1844 stemde hij voor het ontwerp-Adres van Antwoord, waarin werd aangedrongen op een grondwetsherziening. Het zou pas tot 1848 duren voordat zo'n wijziging er zou komen (nadat Willem II plotseling een nieuwe positie innam). Brouwer nam bij schrijven van 25 juni 1845 ontslag, maar dit werd pas op 21 oktober door de Kamervoorzitter meegedeeld.
Het einde. Het eerste kind van Seerp's zuster Saske, ook Tjalling Fontein geheten, werd in 1845 op verzoek van Seerp vanwege verkwisting onder curatele van zijn oom Jelle Hingst gesteld.
De laatste jaren van zijn leven heeft Brouwer zich uit het openbare leven teruggetrokken, alhoewel hij in kleine kring nog wel van zich liet horen door middel van vlugschriften. Hij overleed na een "voortdurende verzwakking" op 30 Juli 1856.
Zijn weduwe Sjuwke Cats bleef tot haar dood in 1875 in de Grote Kerkstraat wonen. Zij heeft de belangrijke boekenverzameling al in 1856 weggegeven. Het grootste deel van de collectie, rond 2500 boeken van wis- en natuurkundige aard, is beland in de Provinciale Bibliotheek van Friesland en staat nu bekend als Bibliotheca Brouweriana in het Tresoar. Het Friesch genootschap van geschied-, oudheid-, en taalkunde kreeg de werken van geschiedkundige aard (met nadruk op de geschiedenis van Friesland in de 18e eeuw).
Zijn overlijden werd in de vrijmetselaarsloge de Friesche Trouw herdacht op 8 Augustus 1856; een rouwbijeenkomst werd gehouden op 17 October. In 1856 verscheen een uitgebreide nekrologie in de Algemeene Konst- en Letterbode (pp. 308-310, 315-316), ondertekend door GHMD. Achter deze afkorting gaat schuil Guillaume Henri Marie Delprat (1791-1871), predikant bij de Waalsche Gemeente te Leeuwarden (1814-1825) en te Rotterdam (1825-1850). Delprat was in 1819 getrouwd met Louise Egbertine Adema (1791-1820) en in 1829 met Anna Cats (1801-1869), een zus van Sjuwke. In het Archief van de familie Delprat bevindt zich correspondentie tussen Guillaume en het echtpaar Brouwer. Bovendien bewaart men daar het Journaal van mijne reize als Garde d'Honneur door Seerp Brouwer, 1813, met afschriften, getypt 20e eeuw.


Laatste rustplaats van het echtpaar Brouwer
Publicaties van S. Brouwer:
- Journaal van mijne reize als Garde d'Honneur. 1813
- De circulorum tangentium centrorum situ in curvis. 1817
- De matheseos utilitate universa, præcipua ad patriæ nostræ commoda. 1823
- Oratio de iis, quae anno proxime elapso academiae nostrae acciderunt. 1828
- Rekenkundige stellingen. Groningen 1831.
- Goniometrische formulen.
- Beginselen der vlakke en bolvormige driehoeksmeting. Groningen 1833.
Mathematics Genealogy Project voor S. Brouwer
Jan Houwink, Theoria elementi apparatus voltaici. Proefschrift bij S. Brouwer 1835
Literatuur over S. Brouwer:
- W.B.S. Boeles, Levenschetsen der Groninger Hoogleeraren. In: W.J.A. Jonckbloet, Gedenkboek der Hoogeschool te Groningen ter gelegenheid van haar vijfde halve eeuwfeest, Groningen 1864
- M.G.J. Duijvendak, Regionaal besef in het Noorden. Historische opstellen aangeboden aan prof. dr. P. Th. F. M. Boekholt bij zijn afscheid als hoofddocent in de regionale geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen op 23 november 2001
- J. Huizinga, Geschiedenis der Universiteit gedurende de derde eeuw van haar bestaan. In: Academia Groningana MDCXIV-MCMXIV Noordhoff 1914
- J.M. Kemper, Verhandelingen, redevoeringen en staatkundige geschriften
- Ulco Kooystra, Een ramp voor de stad maar ook een zegen voor de mensheid. Historisch Jaarboek Groningen 2018, 70-87
- Geert Mak en Marita Mathijsen, De Zomer Van 1823: Lopen met Van Lennep, dagboek van zijn voetreis door Nederland. Waanders 2010
- S. Schama, Patriots and liberators. Revolution In The Netherlands 1780-1813. HarperCollins Publishers 1992
Bronnen:
- Contemporaine kranten
- Parlement & Politiek
[HWB en HSVdS November 2023]